Een onschuldige zaterdagmiddag tussen tweedehands boeken. De geur van papier, versleten ruggen van Harlan Coben-thrillers en een complete verzameling Winkler Prins. Precies zo’n middag waarop je niet verwacht dat je dochter een bom laat vallen.
“Door jullie heb ik heel lang gedacht dat ik te dik was.”
De woorden komen achteloos, tussen het bladeren door. Mijn hart slaat een slag over. Want hoe dan?
Ja, ik ben al bijna mijn hele leven onzeker over mijn lichaam. Als spichtige tiener droeg ik liever geen bikini’s, als slanke twintiger verstopte ik mijn achterwerk onder wijde shirts en als dertiger staarde ik na twee zwangerschappen met een zucht naar de weegschaal. Maar ik had niet de indruk dat ik daar paniekerig over heb gedaan in het bijzijn van mijn kinderen.
Voorzichtig vraag ik door. En dan komt het verhaal: sinds haar zesde denkt ze regelmatig dat ze te zwaar is. Want waren we toen niet met haar naar een diëtist gegaan?
Het kwartje valt. Twee bezoekjes van een half uur. Niet omdat ze te zwaar was, maar omdat haar darmen wat lui waren. Daar had ze bij het bewegen last van en de huisarts dacht: een diëtist krijgt dat wel weer smeuïg.
En zo zie je maar weer hoe gevaarlijk aannames zijn. Een half woord is niet genoeg. Zij vulde in wat ik niet had gezegd, maar wel had móeten zeggen: ‘we gaan je eetpatroon wat aanpassen zodat je darmen actiever worden. De dietist helpt ons daarbij.’ In plaats daarvan dacht ze dat ik haar te zwaar vond. Haar zelfbeeld kreeg vorm op basis van een misverstand.
Gelukkig vertelt ze me dat ze inmiddels anders naar zichzelf kijkt. Ze is jong, gezond en vooral niet te dik. Past ze in het ongezonde opkomende schoonheidsideaal ‘heroin chic’? God nee! Ze heeft, net als haar moeder, de nodige rondingen. En bij haar vind ik ze prachtig.
Met een lichter hart snuffelen we verder tussen de boeken. Het valt me nu pas op dat ik ‘Moedwil en Misverstand’ van Willem Frederik Hermans vastheb. Toeval bestaat niet, toch?