Ze voelt het naderen; haar tijd is bijna gekomen. Alles heeft ze gegeven, ze heeft niet veel meer over. Het gezegde ‘de laatste loodjes wegen het zwaarst’ ervaart ze nu volop. Vederlicht is ze begonnen, loodzwaar zal ze straks eindigen.

Het is goed zo. Het is tijd voor de nieuwe generatie.
De nieuwelingen die ongeduldig klaar staan om haar taak over te nemen. Nog onwetend over wat hen te wachten staat.

Ze kan een tipje van de sluier oplichten. Die gelegenheid is er vaak wel. Maar ze weet niet of ze het wil. Of ze de jongeling zal toevertrouwen hoe het zal gaan. Het zou niet veel uitmaken.

Ze beginnen allemaal als een onbeschreven blad. Zij ook. Gekoesterd werd ze, gestreeld zelfs. Met zachte hand werd ze opgepakt en weer neergelegd. Bewonderd.

Ze weet niet meer wanneer de tederheid overging in onverschilligheid. Het gevoel nog slechts nuttig te zijn, in plaats van magisch. Dat moet ergens halverwege zijn geweest, misschien zelfs eerder.

De waarschuwing van háár voorgangster heeft ze met jeugdige arrogantie in de wind geslagen. Wat een onzin. ‘Kijk naar mij’, had ze lacherig gezegd, ‘ik ben jong en mooi. Dat gaat mij niet gebeuren.’

Niets is minder waar. Ze ziet haar opvolgster al liggen. Ze zijn er beiden nog niet klaar voor. Maar het zal niet lang meer duren. Hooguit nog een paar weken tot het onvermijdelijke: ingeruild worden voor een nieuw exemplaar.